Ga naar de inhoud
Home » Blogs » Omgevingswet: stappen omgevingsdiensten in gedwongen huwelijk of is er toch sprankje liefde?

Omgevingswet: stappen omgevingsdiensten in gedwongen huwelijk of is er toch sprankje liefde?

Op 5 januari 2017 is de Invoeringswet voor de Omgevingswet de internet consultatie in gegaan. Hiermee komt het moment van daadwerkelijke invoering weer een stapje dichter bij en wordt er weer een tipje van de sluier over de praktische invulling van deze ingrijpende wet opgelicht.

Met deze invoeringswet ontstaat duidelijkheid over het overgangsrecht en wordt onder anderen de Wet VTH verankerd in de Omgevingswet. Het I en M e-book dat deze invoeringswet begeleidt geeft daarbij enkele interessante ontwikkelingsrichtingen aan die nu nog op gespannen voet staan met de praktijk van alle dag in de verhouding tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers binnen de Omgevingsdiensten.

bootje

Omgevingsplannen

Zoals het er nu uit ziet zullen gemeenten en provincie een overgangstermijn van 10 jaar krijgen voor het omzetten van de vertrouwde bestemmingsplannen naar nieuwe en veel uitgebreidere Omgevingsplannen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet krijgen de lokale overheden meer beleidsvrijheid voor de invulling van deze Omgevingsplannen. Onder anderen moet het beleid ten aanzien van de onderscheidenlijke milieucomponenten veel nadrukkelijker in de plannen naar voren komen. De beschrijving van de milieuhygiënische randvoorwaarden wordt daarbij zelfs mede bepalend voor de (milieu) vergunningverlening, toezicht en handhaving bij activiteiten binnen het plangebied. In het bijzonder wordt dan met betrekking tot de naleving van de milieuregels uit het “Besluit activiteiten leefomgeving (BAL)” direct gekeken naar de randvoorwaarden die het Omgevingsplan aangeven.

Regionale afstemming milieu en duurzaamheid

Een heldere en transparante regionale afstemming, met als kernwoorden synergie en duurzaamheid is daarbij een vereiste. In het bijzonder binnen de eigen regio.. Dit vraagt om inzicht in de, gemeentegrens overschrijdende, lokale milieu- en duurzaamheids­aspecten en expertise voor de beoordeling van de grensoverschrijdend effecten hiervan. Hiermee wordt dan op basis van de gebiedseigen duurzame randvoorwaarden en invulling een optimale (regionaal afgestemde) leefomgeving gecreëerd.

Rol omgevingsdiensten in omgevingswet

Door de verankering van de Wet VTH, die daarbij geheel opgaat in hoofdstuk 5.3 van de Omgevingswet, blijft er een solide basis voor het voortbestaan van de Omgevingsdiensten. Deze zullen een integraal onderdeel blijven vormen van het landelijke milieubeleid. Aan de ene kant leidt de overdracht, van benoemde VTH-taken, van provincie en gemeenten naar een Omgevingsdienst (OD) tot een efficiëntere inzet van expertise bij de uitvoering van milieu- en duurzaamheidstaken en aan de andere kant kunnen de lokale overheden gebruik maken van deze expertise en het overzicht dat hun dienst kan genereren en bieden bij het ontwikkelen van hun ruimere Omgevingsbeleid en –plannen en de regionale afstemming.

De OD is dan duidelijk de eerst aangewezene om, mits voldoende toegerust en gefaciliteerd, de gemeenten integraal te adviseren ten aanzien van de gemeentegrens-overschrijdende gevolgen van het eigen beleid en van dat van de aangrenzende gemeenten.

Deze schets van harmonieuze samenwerking en synergie is alleen mogelijk als er onderling vertrouwen is tussen opdrachtgevers en –nemers binnen de OD’s en een gelijkgestemd streven naar gezamenlijke doelen voor milieuhygiëne en duurzaamheid. Alles valt of staat ook hierbij met een kwalitatief voldoende facilitering van de OD’s door de opdrachtgevers. Voor een dubbeltje op de eerste rang is hierbij geen goed uitgangspunt.

De praktijk is in deze, tot nu toe, echter nog al weerbarstig gebleken. Het prille, verplichte, en soms (financieel) ondervoede, bestaan van de Omgevingsdiensten (officieel sinds 1-1-2015) kent nog steeds spanningen tussen taken en middelen en alle kinderziekten en gewennings­perikelen zijn ze nog niet te boven. Zoals het er nu uitziet hebben we nog 2 jaar hier iets aan te doen en ons er op voor te bereiden om straks, binnen het nieuwe wettelijke kader van de Omgevingswet, de vruchten te gaan plukken van een meer symbiotische samenwerking.

Hiervoor moeten we de perceptie van het tot elkaar veroordeeld zijn tussen opdrachtgevers (provincie en gemeenten) en opdrachtnemers (de OD’s) achter ons laten en kijken naar de kansen die deze (onvermijdelijke) nieuwe situatie voor beide partijen kan bieden.

Jacques Ploeger