Milieurisico’s verminderen: hoe zet je de beschikbare middelen optimaal in?

Door: Leo Bisschop 26-10-2020

Categorieën
:
Blog,

Leo Bisschop pakt door op effectieve, outcome gerichte handhaving

In zijn voorgaande blog van deze serie vertelde Leo Bisschop over het sturen op outcome. In dit artikel gaat het over hoe we het risico voor milieuschade en het risico voor de omgeving met een score kunnen duiden. Met die score kunnen we een risicoprofiel bepalen voor een (bedrijfs)activiteit of een doelgroep. Daarop kunnen we met dat risicoprofiel logische beleidskeuzes onderbouwen. Hiermee dienen wij opdrachtgevers van doeltreffend advies over de beste interventies om tot vermindering van de milieurisico’s te komen. Ook het meten van voortgang op outcome niveau wordt nu kinderspel.

In deze editie geen verhaal in dialoog. Wij bieden u onverkort Leo’s presentatie en delen daarmee graag zijn op ruime ervaring gestoeld inzicht.

Prioritering: twee belangrijke vragen

Met beperkte menskracht en middelen willen we maximaal bijdragen aan het primaire doel te weten: ‘het verminderen van risico op milieuschade en het beperken van de risico’s voor de omgeving waarin een bepaalde activiteit wordt uitgeoefend’.

Als we willen prioriteren in de inzet van beschikbare middelen zijn dan twee vragen van belang:

  1. Niet elke overtreding of tekortkoming levert direct risico op milieuschade of brengt externe risico’s met zich mee. Kunnen we tekortkomingen ‘scoren’ op aard en ernst in relatie tot deze risico’s?
  2. Het gedrag dat leidt tot een overtreding kan verschillende oorzaken hebben die een verschillende aanpak vergen. Welke oorzaken zijn er dan en wat is dan de meest geschikte aanpak?

Voor prioritering benodigde informatie

De beschikbare middelen willen we effectief inzetten om milieurisico’s en externe risico’s te beperken. Dus willen we weten waar en wanneer de grootste milieu- en risico voordelen zijn te behalen en we willen weten waar en wanneer we de grootste risico’s lopen. Meer dan dertig jaar ervaring leert ons dat we dan ten minste nodig hebben:

Informatie over de potentiële risico’s

Informatie over het gedrag

Informatie over de interne omstandigheden bij de onderneming

Informatie over ‘verzwarende omstandigheden’ in de directe omgeving van de inrichting of activiteit

Naast deze minimaal vereiste informatie is het uiteraard mogelijk om aan der hand van thema’s informatie te verzamelen over actuele, bestuurlijk of beleidsmatig interessante zaken. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld de aanwezigheid van asbest, rubbergranulaat, PFAS en dergelijke.

Milieurisico vaststellen

We kunnen vaststellen dat beperking van milieu- en externe risico’s worden bepaald door:

In de context van deze blog gaan we ervan uit dat de opgelegde voorschriften en/of vergunningen in orde zijn.

Het risico op milieuschade of de externe risico’s laat zich dan weergeven in de volgende formule:

Risico = E x G x V

E = ernst van de overtreding scoort 1 tot 3 punten.

1= geen direct risico
2 = potentieel direct risico
3= direct risico

G = gedrag scoort 2 of 3 punten.

2 = ‘niet weten’ of ‘niet kunnen’
3 = ‘niet willen’

V = verzwarende omstandigheden scoort 1 of 3 punten.

1= geen verzwarende omstandigheden
3 = wél verzwarende omstandigheden

Deze scoresystematiek is uitvoerig getest en resulteert in een goed beeld van waar de risico’s het grootst zijn.

De scores worden op eenduidige wijze bepaald en zijn niet afhankelijk van de beoordeling door individuele inspecteurs.

Werkwijze

De naleefinformatie wordt in eerste instantie verkregen door individuele bedrijfsinspecties. Later, als de database over het naleefgedrag is gevuld, kan geëxtrapoleerd worden binnen een branche of specifieke bedrijfsactiviteit. Hierdoor kan gedifferentieerd worden naar doelgroepen waarop een bepaalde interventie van toepassing is (voorlichting, advies of sanctionerend).

Voorbeeld: Na 50 inspecties bij veehouderijen blijkt een bepaald type overtreding hoog te scoren en de oorzaak is vooral onbekendheid met een specifieke regel. Het is dan nuttiger om alle bedrijven aan te schrijven of een informatiebrochure te verspreiden, al of niet via de branche organisatie, dan de inspecties voort te zetten (dat kan later weer steekproefsgewijs om te zien of de informatie heeft bijgedragen aan een beter naleefgedrag).

Het scoren van het milieu- en externe risico gaat als volgt:

  1. Kies een doelgroep. Dat kan bijvoorbeeld een (bedrijfs)activiteit zijn, een branche, een milieu- of veiligheidsthema, enzovoort.
  2. Kies voor die doelgroep een beperkt aantal controlepunten die een beeld geven van het naleefgedrag. Dus neem daarvoor een aantal makkelijk naleefbare voorschriften en een aantal minder makkelijk naleefbare voorschriften.
  3. Bepaal voor die controlepunten een score voor het risico op milieuschade en extern risico bij niet naleven.
  4. Bepaal een score voor ‘niet weten’, niet ‘kunnen’ of ‘niet willen’. Let op: de score wordt niet bepaald door de individuele inspecteur. De inspecteur geeft als eerste indicatie wél zijn indruk hierover weer. In een later stadium wordt ‘niet weten’ en ‘niet kunnen’ uitgesloten door het geven van voorlichting, het informeren over inspectieresultaat (de bezoekverslagen) en de vastgelegde dialoog tussen overtreder en toezichtorganisatie.
  5. Onderzoek en stel vast of sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’ liefst op het niveau van postcode.

logische interventie strategie

Resultaat boeken: kies de meest effectieve interventie (nu het niet meer gaat om aantallen bedrijfscontroles)

Het gaat er niet om dat een controle álle milieu- en veiligheidsaspecten omvat maar dat er een beeld ontstaat van het milieurisico. De score van het milieurisico bepaald immers welke interventie (voorlichting, advies of sanctie) het meest effectief is.

De inspecties worden in ons geval ondersteund met de Bisschop+Partners Toezichtapp.

De inspecteur hoeft per controlepunt slechts aan te geven of de naleving voldoende, onvoldoende of niet van toepassing is. In de app wordt een leidraad gegeven voor deze beoordeling waardoor de beoordelingen door verschillende inspecteurs in hoge mate uniform zijn. De puntentoewijzing voor de overtredingen en beoordelingen is voorafgaand aan een inspectieproject afgesproken en in de software vastgelegd.

Voorbeelden van het resultaat van de scoringsmethodiek aan de hand van één overtreding.

Casus 1

Risico = E x G x V (van één controlepunt)

E = ernst van de overtreding: geen bodem beschermende voorziening = direct risico: 3 punten
G = gedrag: ‘het geld ontbreekt door corona crisis’= ‘niet kunnen’: 2 punten
V = verzwarende omstandigheden: bedrijf ligt in waterwingebied. Dit is een
verzwarende omstandigheid: 3 punten

Risico score (voor deze overtreding) = 3x2x3=18 punten

casus risicoprofiel

Casus 2

Gelijk aan casus 1 maar het bedrijf is niet gelegen in waterwingebied.

Risico score (voor deze overtreding) = 3x2x1=6 punten

Casus 3

Gelijk aan casus 1 maar het gedrag is hier ‘niet willen’.

Risico score (voor deze overtreding) = 3x3x3= 27 punten

Conclusie voor prioritering: inzet op casus 3 zal qua vermindering van het milieurisico de voorkeur hebben. De interventie zal hier sanctionerend zijn (gedrag = ‘niet willen’) en een hoge prioriteit hebben vanwege de directe dreiging van bodemverontreiniging in een waterwingebied.

 

Over de auteur

Leo Bisschop, de auteur van deze blogserie over efficiënter en beter toezicht,  heeft meer dan dertig jaar ervaring in het VTH werkterrein. Zijn specialiteit is gedragsbeïnvloeding. En dan gaat het over de volle breedte, van het gedrag van hangjongeren tot het gedrag van multinationals. Hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd is gepasseerd is hij nog volop actief als spreker op seminars, trainer en adviseur. Hij geeft presentaties en traint jongeren met een gecompliceerde achtergrond (overlast gevende en zogeheten probleemjongeren).



Leo’s adagium is:  ‘in de beperking toont zich de meester’ (vrij naar Goethe). Ofwel: Meesterschap is complexe zaken eenvoudig maken, niet omgekeerd. Hij is ervan overtuigd dat veel activiteiten en ontwikkelingen in het VTH werkveld onnodig complex worden gemaakt en slechts zijdelings bijdragen aan het hoofddoel, te weten: Beperking van het risico op milieuschade en externe risico’s.

 

Lees ook:

Minder inspanning bij handhaving én betere naleving
Over milieurisico’s en sturen op outcome en naleefgedrag